Iedere werknemer is nét even anders. Zo is er bijvoorbeeld pas iemand net begonnen en is het voor diegene nog even zoeken, terwijl de ander met z’n ogen dicht de gangen doorloopt na 15 jaar werkzame jaren binnen de organisatie. Maar ook persoonlijke kenmerken en omstandigheden hebben invloed op resultaten en de sfeer binnen het team. Situationeel leidinggeven gaat uit van het feit dat iedere werknemer anders is en dus een andere vorm van aansturing nodig heeft. Dit draagt bij aan het optimaliseren van zowel resultaten als de sfeer.
De theorie situationeel leidinggeven categoriseert werknemers aan de hand van twee eigenschappen: bereidheid en bekwaamheid. Bekwaamheid gaat over vakinhoudelijke vaardigheden. Iemand die al jaren binnen bedrijf werkt, kent de kneepjes van het vak. Iemand die net begonnen is met werken moet dat nog leren. De eerste is dus bekwaam en degene die net komt kijken is dat niet.
Bereidheid staat in een lijn met motivatie en zelfvertrouwen. Dit is dus voor een ieder persoonlijk. Stel, een oudere werknemer wordt het zat bij zijn huidige bedrijf, dus gaat naar een nieuwe organisatie. Hij of zij begint met goede moed en heeft vertrouwen in zijn of haar kunnen. Dit is een hoge bereidheid. Iemand die kampt met tegenslagen en andere vervelende zaken gaat wellicht twijfelen aan zijn of haar vaardigheden. Een lage bereidheid dus.
Een hoge of lage bereidheid en een hoge of lage bekwaamheid: iedere mogelijkheid vraagt om een andere vorm van situationeel leidinggeven. Bekijk onderstaande tabel maar eens.
Bereid / Niet bekwaam: O1 Instrueren
Niet bereid / Niet bekwaam: O2 Overtuigen
Bereid / Bekwaam: O3 Instrueren
Niet bereid / Bekwaam: O4 Overtuigen
Een werknemer die valt in categorie O1 kan niet, maar wil wel. Dit vereist volgens de theorie van situationeel leidinggeven voornamelijk instrueren van een leidinggevende. De lastigste categorie is O2: iemand die niet kan en niet wil. Iemand die bijvoorbeeld al wel een tijdje werkzaam is, maar nog niet ervaren is en de moed hem of haar in de schoenen zakt door bijvoorbeeld privéomstandigheden. Dit vraagt om overtuiging (en motivatie) vanuit de leidinggevende om het motortje weer draaiende te krijgen.
Iemand die zijn motivatie begint te verliezen, maar wel goed is in zijn vak valt in categorie O3. Dit vraagt om coaching door bijvoorbeeld doorgroeimogelijkheden te bespreken om het plezier in het werk te hervinden. Typerend voor iemand die in categorie O4 valt is dat het om zelfstandige professionals gaat die precies weten wat ze (gaan) doen en daar ook plezier in hebben.
Iedere leiderschapsstijl heeft voordelen en valkuilen. Wil je ontdekken wat voor type leidinggevende jij bent? Doe dan onze Quick Scan en ontdek het in 3 minuten. Er zijn grofweg vier categorieën waarop je leidinggevenden kunt indelen, namelijk:
De meest succesvolle leiders gebruiken niet één maar meerdere leiderschapsstijlen om het gewenste resultaat te bereiken. Een flexibele aanpak dus, ofterwijl situationeel leiderschap. Iemand in het diepe gooien, want ‘de oudere werknemers doen dat ook’, werkt niet. Net zo min als een oudere werknemer geen eigen verantwoordelijkheden geven en hem of haar net zo behandelen als de onervaren werknemer.
Oké, bijna alles dan. De trajecten die we bij Inspiratiebureau Struijk & Kemper aanbieden zijn allemaal mogelijk op maat. Zo kunnen we jou helpen bij het bepalen wat voor type leidinggevende jij bent, in welke categorieën jouw werknemers vallen en hoe je dit het beste kunt aanpakken op basis van situationeel leidinggeven. Neem contact met ons op voor de mogelijkheden. We denken graag met je mee om tot een uitgekiende oplossing te komen.